De diagnose op hoofdlijnen

Een week of twee geleden had ik op Twitter een discussie met Wim Gorissen over de manier waarop niet alleen in de kinder- en jeugdpsychiatrie maar ook steeds vaker in de volwassenen-GGZ diagnoses gesteld worden; namelijk door alle daarvoor noodzakelijk geachte onderzoeken in één dag af te werken. De Jutters is een van de instellingen waar men de diagnose ADHD binnen een dag meent te kunnen stellen.

Wim Gorissen is van mening dat het goed mogelijk is om binnen een dag “de kern van de problematiek” vast te stellen door onzekerheid te reduceren:


Als Wim Gorissen met “de kern van de problematiek” bedoelt dat er binnen een dag vastgesteld kan worden of een patiënt voldoet aan de DSM-criteria voor ADHD dan geloof ik hem op zijn woord; sterker nog: het zou me ten zeerste verbazen als een ervaren diagnosticus daar een hele dag voor nodig heeft. Maar heb je dan echt de kern van het probleem vastgesteld? Nee natuurlijk niet. Als je hebt vastgesteld dat een patiënt voldoet aan de DSM-criteria voor ADHD heb je kennis genomen van de uiterlijke verschijningsvorm van het probleem waar de patiënt mee worstelt. Over het probleem zelf weet je dan nog nagenoeg niks, laat staan dat je de kern ervan te pakken hebt.

Circumstantial evidence
Als een neurologisch verschijnsel (wat ADHD geacht wordt te zijn) vastgesteld wordt aan de hand van gedragskenmerken heb je te maken met wat een detective “circumstantial evidence” zou noemen; de diagnose wordt niet gesteld op basis van lichamelijke neurologische kenmerken maar op basis van de manier waarop die kenmerken zich manifesteren in het gedrag van de patiënt. Gedragskenmerken die binnen de DSM-criteria voor ADHD passen kunnen veroorzaakt worden door een waaier aan oorzaken, waaronder neurologische.
Welke oorzaken er nog meer kunnen zijn voor die gedragskenmerken? Laat mij dat illustreren aan de hand van het voorbeeld van Mark.

Mark
Mark groeit op in een gezin dat als traditioneel gekwalificeerd kan worden: upper middle class, een oudere zus en twee ouders die iedere dag in gebed de Heere danken voor het geluk dat hen toebedeeld is. Mark zit in groep acht van een christelijke basisschool en iedere zondag gaat het gezin naar de kerk. Mark kan het prima vinden met de meiden in zijn klas maar vlinders in zijn buik krijgt hij niet van ze. Die krijgt hij als hij aan jongens denkt. Hij schaamt zich ervoor en durft het aan niemand te vertellen, en al zeker niet aan zijn ouders. Soms zoekt hij op internet naar plaatjes van naakte jongens. Dan, op een dag, wordt zijn grootste nachtmerrie waarheid: zijn vader ontdekt waar hij op internet naar gezocht heeft. Pa is witheet van woede. Hij geeft zijn zoon te verstaan dat hij “die viezigheid nooit meer wil zien” en dat hij het er anders wel uit zal slaan. Ma houdt zich afzijdig, zij steunt haar man onvoorwaardelijk.
Een paar weken later in de spreekkamer van de kinderpsychiater zijn pa en ma de redelijkheid zelve en uiten ze hun bezorgdheid over het feit dat Mark de laatste tijd “zo druk en ongeconcentreerd” is. Over wat er gebeurd is zwijgen ze in alle talen en ook Mark durft er niks over te zeggen. De kinderpsychiater stelt bij Mark de diagnose ADHD. Marks ouders worden gerustgesteld: het ligt niet aan hen, het probleem zit in Marks hersens. De kinderpsychiater complimenteert ze over hun gedegen en liefdevolle opvoeding.

Heeft Mark ADHD?
Heeft Mark ADHD? Ja, als de DSM-criteria leidend zijn wel. Heeft Mark een neurologische stoornis die aan zijn ongeconcentreerde gedrag ten grondslag ligt? Hoogst twijfelachtig. Heeft de kinderpsychiater met zijn diagnose onzekerheid gereduceerd? Heeft de kinderpsychiater met de diagnose ADHD de kern van het probleem te pakken? Oordeelt u zelf.

Medicatie?
Dan is er nog een vraag waarover de meningen uiteen zullen lopen: Is Mark geholpen met medicatie? Het antwoord op deze vraag zou volgens mij “ja, mits” moeten zijn. Om zijn acute concentratieprobleem op te lossen is Mark zeker geholpen met medicatie zoals Ritalin. Daarvan is de werkzaamheid en de veiligheid immers meer dan voldoende aangetoond. De echte hulpverlening kan pas beginnen als de medicijnen hun werk gedaan hebben, als de rust in Marks hoofd voldoende teruggekeerd is om datgene waar hij echt mee worstelt onder ogen te zien. Maar daarvoor is wel nodig dat de hulpverlener in kwestie de juiste vragen weet te stellen en voldoende vertrouwen weet te wekken om Mark zijn verhaal te laten vertellen.

Zou Mark op een adequate manier geholpen worden als hij patiënt zou zijn bij Wim Gorissen? Ik heb er eerlijk gezegd mijn ernstige twijfels over. Wim Gorissen lijkt namelijk van mening te zijn dat hij al kan beginnen met cognitieve gedragstherapie, psycho-educatie en ouderbegeleiding op het moment dat hij nog maar weinig meer weet van zijn patiënt dan dat diens gedragskenmerken binnen de DSM-criteria voor ADHD vallen:

 

Als Wim Gorissen de behandelend arts van Mark zou zijn zou waarschijnlijk alle aandacht gaan naar Marks ADHD-gedragskenmerken en zou het onderliggende probleem, de problematische relatie met zijn ouders, niet aan de orde komen.

Etikettenplakker
Ik ken Wim Gorissen niet persoonlijk, mijn mening over hem is gebaseerd op niet meer dan een handvol tweets en een heel groot voorbehoud is dan ook gepast. Maar desondanks moet het me toch van het hart dat Wim Gorissen op basis van zijn tweets op mij overkomt als een etikettenplakker, en dat bedoel ik niet als compliment.

De naam Mark is fictief, de casus is echt gebeurd.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *