Ouders en kinderen

Op 22 februari tweette Mattijs Janssen hoe de diagnose (naar ik aanneem van zijn kinderen) voor hem een bevrijding betekende, het einde van ruzie en het begin van hulp en ondersteuning:

Laat ik beginnen met dit te zeggen: ik ben blij voor Mattijs en zijn kinderen dat ze passende hulp gevonden hebben en dat het goed met ze gaat!

Maar de tweet van Mattijs (en de vele anderen met vergelijkbare verhalen) heeft mij wel aan het denken gezet: hoe kan het toch dat de ervaringen van ouders en patiënten/patiëntjes in de jGGZ zo gepolariseerd zijn?

Het lijkt wel alsof er twee kampen zijn: de ouders en kinderen die zich gehoord voelen en die zielsgelukkig zijn met de passende hulp die ze (eindelijk) gekregen hebben en daarnaast degenen die zich niet gezien voelen, zich als dom en onmondig behandeld voelen, het gevoel hebben dat er een protocolletje in plaats van maatwerk op ze losgelaten is. De ouders en patiënten die ik tot nu toe op internet of in het echt gesproken heb zitten óf in het ene, óf in het andere kamp. Een gematigde middengroep lijkt er nauwelijks te zijn.

Hoe zou dat komen? Ik pretendeer niet het antwoord te weten, maar ik vind de vraag interessant genoeg om er op geheel niet-wetenschappelijke wijze een persoonlijke analyse op los te laten. Wat mij opvalt als ik praat met mensen in mijn omgeving is dat twee parameters een grote rol lijken te spelen in de mate waarin ouders en kinderen tevreden zijn over hetgeen jeugd-GGZ te bieden heeft:

  • De ouder-kind relatie
  • Het impliciete vertrouwen van ouders in de hulpverlener

In deze blogpost wil ik graag de ouder-kind relatie onder de loep nemen.

Een gezonde ouder-kind relatie is gebaseerd op wederzijds vertrouwen. Ouders en kinderen accepteren elkaar zoals ze zijn, zowel kind als ouders hebben hun privacy maar ze hebben geen grote geheimen voor elkaar, lichamelijke en geestelijke integriteit worden wederzijds gerespecteerd, het kind voelt zich gestimuleerd zich te ontwikkelen tot de persoon die hij is (hoe die persoon er ook uit moge zien).

Wanneer de ouder-kind relatie verstoord is zonder dat een hulpverlener dat in de gaten heeft kan dat de effectiviteit van de hulpverlening behoorlijk om zeep helpen: het kind heeft het gevoel dat de hulpverlener onder één hoedje speelt met de ouders en de hulpverlener zit zich af te vragen waarom het kind zich zo ontoegankelijk opstelt, met als gevolg dat de hulpverlener op de verkeerde manier gaat zitten zoeken naar gespreksopeningen en het kind zich nog meer afsluit.

Happy Family
Met name de categorie “on a family portrait we look pretty happy” is in dat opzicht bijzonder geniepig:

Wie deel uitmaakt van een probleemgezin is meestal niet geneigd de vuile was buiten te hangen, dat geldt zowel voor ouders als voor kinderen. Wat jij als hulpverlener ziet is dus het volgende: een “happy family” met daarin een kind met een (gedrags)probleem. Als je vraagt naar eventuele familiestrubbelingen krijg je het geijkte sociaalgewenste antwoord: natuurlijk, ieder huisje zijn kruisje, maar over het algemeen gaat het prima met ons. Noch de ouders, noch het kind zullen meteen hun complexere problematiek uit de doeken doen: de ouders niet uit schaamte en het kind niet uit loyaliteit (of omdat het zo gewend is aan de status quo dat het niet beter weet). Dat betekent dus dat het niet alleen zaak is om op een respectvolle manier dóór te vragen maar het kind ook te laten weten dat je onvoorwaardelijk aan zijn of haar kant staat, dat zijn geheimen bij jou veilig zijn en dat je je uiterste best zult gaan doen om samen met hem het probleem waar hij mee worstelt in kaart te brengen en er zo mogelijk een oplossing voor te vinden.

Levensovertuiging
Een groep die ook een aparte vermelding waard is in dit opzicht zijn gezinnen met een uitgesproken levensovertuiging. Ongeacht de inhoud van die levensovertuiging (gereformeerden en moslims doen echt niet onder voor antroposofen en jehovagetuigen), als het een levensovertuiging is die op een extreme manier vormgegeven wordt heb je meer dan eens te maken met een “happy family” met daarin een diepongelukkig kind.
Als leiddraad geldt hierin: respecteer de levensovertuiging van de ouders alleen voor zover die niet ingaat tegen het belang van het kind. Respecteer de mening en de wensen van de ouders alleen voor zover dat in het belang is van het kind.

Familieproblemen komen vaker voor dan je denkt en GGZ-hulpverleners hebben er vaak, zeer ten onrechte, verbazingwekkend weinig aandacht voor. Het komt veel te vaak voor dat kinderen uit probleemgezinnen nog voor ze ‘etiket’ kunnen zeggen een ADHD of PDD-NOS etiket opgeplakt krijgen zonder dat het echte probleem onderkend wordt, zonder dat er ook maar iemand iets verder kijkt dan zijn neus lang is, laat staan dat er gewerkt wordt aan iets wat ook maar lijkt op een passende oplossing.

En dat, beste mensen, valt wat mij betreft onder de noemer kwakzalverij.

Tot zover de blogpost van vandaag. De volgende keer zal ik ingaan op die andere parameter die ik noemde, het impliciete vertrouwen van ouders in de hulpverlener.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *